plotten

Conjugations List of Plotten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikplotplotteheb geplot
jij, je, uplotplottehebt geplot
hij, zij, hetplotplotteheeft geplot
wijplottenplottenhebben geplot
jullieplottenplottenhebben geplot
zij, zeplottenplottenhebben geplot

Presens
Beta

Example presens sentences for Plotten with some of the pronouns.

  • Ik plot regelmatig grafieken voor mijn lessen.
  • Jij plot de gegevens op het diagram.
  • Hij/Zij plot de resultaten van het onderzoek.
  • Wij plotten de punten op het assenstelsel.
  • Jullie plotten de curve met behulp van de computer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Plotten with some of the pronouns.

  • Vroeger plotte ik vaak grafieken voor mijn lessen.
  • Jij plotte de gegevens op het diagram gisteren.
  • Hij/Zij plotte de resultaten van het onderzoek een maand geleden.
  • Wij plotten de punten op het assenstelsel vorige week.
  • Jullie plotten de curve met behulp van de computer in het verleden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Plotten with some of the pronouns.

  • Ik heb grafieken geplot voor mijn vorige lessen.
  • Jij hebt de gegevens op het diagram geplot.
  • Hij/Zij heeft de resultaten van het onderzoek geplot.
  • Wij hebben de punten op het assenstelsel geplot.
  • Jullie hebben de curve met behulp van de computer geplot.