uitdruppelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | druppel uit | druppelde uit | ben uitgedruppeld |
jij, je, u | druppelt uit | druppelde uit | bent uitgedruppeld |
hij, zij, het | druppelt uit | druppelde uit | is uitgedruppeld |
wij | druppelen uit | druppelden uit | zijn uitgedruppeld |
jullie | druppelen uit | druppelden uit | zijn uitgedruppeld |
zij, ze | druppelen uit | druppelden uit | zijn uitgedruppeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitdruppelen with some of the pronouns.
- De kraan druppelt langzaam uit.
- Ik druppel de medicijnen in het oog van de patiënt.
- Wanneer het regent, druppelt het water door het lek in het dak.
- Hij druppelt de olie op de roestige scharnieren.
- Dit medicijn druppelt u onder uw tong.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitdruppelen with some of the pronouns.
- De kraan druppelde langzaam uit.
- Ik druppelde de medicijnen in het oog van de patiënt.
- Toen het regende, druppelde het water door het lek in het dak.
- Hij druppelde de olie op de roestige scharnieren.
- Dit medicijn druppelde u onder uw tong.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitdruppelen with some of the pronouns.
- De kraan heeft langzaam uitgedruppeld.
- Ik heb de medicijnen in het oog van de patiënt gedruppeld.
- Toen het regende, had het water doorgedruppeld door het lek in het dak.
- Hij heeft de olie op de roestige scharnieren gedruppeld.
- U heeft dit medicijn onder uw tong gedruppeld.