motoriseren

Conjugations List of Motoriseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikmotoriseermotoriseerdeheb gemotoriseerd
jij, je, umotoriseertmotoriseerdehebt gemotoriseerd
hij, zij, hetmotoriseertmotoriseerdeheeft gemotoriseerd
wijmotoriserenmotoriseerdenhebben gemotoriseerd
julliemotoriserenmotoriseerdenhebben gemotoriseerd
zij, zemotoriserenmotoriseerdenhebben gemotoriseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Motoriseren with some of the pronouns.

  • Ik motoriseer mijn fiets voor snellere verplaatsing.
  • Jij motoriseert je scooter om naar school te gaan.
  • Hij motoriseert zijn boot voor weekenduitstapjes.
  • Wij motoriseren onze auto voor lange reizen.
  • Zij motoriseren hun fietsen voor gemakkelijker pendelen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Motoriseren with some of the pronouns.

  • Vroeger motoriseerde ik mijn fiets voor snellere verplaatsing.
  • Vroeger motoriseerde jij je scooter om naar school te gaan.
  • Vroeger motoriseerde hij zijn boot voor weekenduitstapjes.
  • Vroeger motoriseerden wij onze auto voor lange reizen.
  • Vroeger motoriseerden zij hun fietsen voor gemakkelijker pendelen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Motoriseren with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn fiets gemotoriseerd voor snellere verplaatsing.
  • Jij hebt je scooter gemotoriseerd om naar school te gaan.
  • Hij heeft zijn boot gemotoriseerd voor weekenduitstapjes.
  • Wij hebben onze auto gemotoriseerd voor lange reizen.
  • Zij hebben hun fietsen gemotoriseerd voor gemakkelijker pendelen.