ineenlopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | loop ineen | liep ineen | ben ineengelopen |
jij, je, u | loopt ineen | liep ineen | bent ineengelopen |
hij, zij, het | loopt ineen | liep ineen | is ineengelopen |
wij | lopen ineen | liepen ineen | zijn ineengelopen |
jullie | lopen ineen | liepen ineen | zijn ineengelopen |
zij, ze | lopen ineen | liepen ineen | zijn ineengelopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Ineenlopen with some of the pronouns.
- Ik loop ineen wanneer ik een enge film kijk.
- Jij loopt ineen van schrik als er een harde knal is.
- Hij/zij/het loopt ineen bij het horen van slecht nieuws.
- Wij lopen ineen als we een spin zien.
- Jullie lopen ineen tijdens het onweer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ineenlopen with some of the pronouns.
- Ik liep ineen toen ik de harde klap hoorde.
- Jij liep ineen bij elke niesbui.
- Hij/zij/het liep ineen telkens als het onweerde.
- Wij liepen ineen tijdens het concert.
- Jullie liepen ineen voor elke grote hond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ineenlopen with some of the pronouns.
- Ik ben ineen gelopen toen ik struikelde.
- Jij bent ineen gelopen na de marathon.
- Hij/zij/het is ineen gelopen na een lange wandeling.
- Wij zijn ineen gelopen tijdens de storm.
- Jullie zijn ineen gelopen op het zandpad.