spieden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | spied | spiedde | heb gespied |
jij, je, u | spiedt | spiedde | hebt gespied |
hij, zij, het | spiedt | spiedde | heeft gespied |
wij | spieden | spiedden | hebben gespied |
jullie | spieden | spiedden | hebben gespied |
zij, ze | spieden | spiedden | hebben gespied |
PresensBeta
Example presens sentences for Spieden with some of the pronouns.
- Ik spiede door het raam naar de vogels in de tuin.
- Jij spiedt altijd naar de buren, hè?
- Hij/zij/het spiedt stiekem achter de gordijnen.
- Wij spieden regelmatig in dit gebied naar zeldzame dieren.
- Jullie spieden met verrekijkers vanaf de uitkijktoren.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Spieden with some of the pronouns.
- Vroeger spiedde ik door het raam naar de vogels in de tuin.
- Jij spiedde vroeger altijd naar de buren, hè?
- Hij/zij/het spiedde stiekem achter de gordijnen toen ik binnenkwam.
- Wij spiedden vroeger regelmatig in dit gebied naar zeldzame dieren.
- Jullie spiedden met verrekijkers vanaf de uitkijktoren tijdens onze vakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Spieden with some of the pronouns.
- Ik heb gespied door het raam naar de vogels in de tuin.
- Jij hebt altijd naar de buren gespied, hè?
- Hij/zij/het heeft stiekem achter de gordijnen gespied.
- Wij hebben regelmatig in dit gebied naar zeldzame dieren gespied.
- Jullie hebben met verrekijkers vanaf de uitkijktoren gespied.