politiseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | politiseer | politiseerde | heb gepolitiseerd |
jij, je, u | politiseert | politiseerde | hebt gepolitiseerd |
hij, zij, het | politiseert | politiseerde | heeft gepolitiseerd |
wij | politiseren | politiseerden | hebben gepolitiseerd |
jullie | politiseren | politiseerden | hebben gepolitiseerd |
zij, ze | politiseren | politiseerden | hebben gepolitiseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Politiseren with some of the pronouns.
- Ik politiseer graag over maatschappelijke vraagstukken.
- Jij politiseert vaak tijdens discussies.
- Hij politiseert met passie voor zijn idealen.
- Wij politiseren voor meer transparantie in de politiek.
- Zij politiseren voor gelijke rechten en kansen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Politiseren with some of the pronouns.
- Vroeger politiseerde ik veel, maar nu ben ik minder actief.
- Toen we jong waren, politiseerden we samen met onze vrienden.
- Hij politiseerde regelmatig tijdens zijn studententijd.
- In die periode politiseerden wij fel voor maatschappelijke veranderingen.
- Zij politiseerden al lang voordat ze politici werden.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Politiseren with some of the pronouns.
- Ik heb gepolitiseerd tijdens de recente verkiezingscampagne.
- Jij hebt al vaker gepolitiseerd over dit onderwerp.
- Hij heeft zich actief gepolitiseerd in de lokale gemeenschap.
- Wij hebben de afgelopen jaren intensief gepolitiseerd.
- Zij hebben succesvol gepolitiseerd voor beleidswijzigingen.