aaneenbrengen

Conjugations List of Aaneenbrengen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbreng aaneenbracht aaneenheb aaneengebracht
jij, je, ubrengt aaneenbracht aaneenhebt aaneengebracht
hij, zij, hetbrengt aaneenbracht aaneenheeft aaneengebracht
wijbrengen aaneenbrachten aaneenhebben aaneengebracht
julliebrengen aaneenbrachten aaneenhebben aaneengebracht
zij, zebrengen aaneenbrachten aaneenhebben aaneengebracht

Presens
Beta

Example presens sentences for Aaneenbrengen with some of the pronouns.

  • Ik breng de documenten aaneen.
  • Jij brengt de mensen aaneen.
  • Hij brengt de ideeën aaneen.
  • Wij brengen de teams aaneen.
  • Zij brengen de informatie aaneen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aaneenbrengen with some of the pronouns.

  • Ik bracht de documenten aaneen.
  • Jij bracht de mensen aaneen.
  • Hij bracht de ideeën aaneen.
  • Wij brachten de teams aaneen.
  • Zij brachten de informatie aaneen.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aaneenbrengen with some of the pronouns.

  • Ik heb de documenten aaneengebracht.
  • Jij hebt de mensen aaneengebracht.
  • Hij heeft de ideeën aaneengebracht.
  • Wij hebben de teams aaneengebracht.
  • Zij hebben de informatie aaneengebracht.