uitsturen

Conjugations List of Uitsturen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstuur uitstuurde uitheb uitgestuurd
jij, je, ustuurt uitstuurde uithebt uitgestuurd
hij, zij, hetstuurt uitstuurde uitheeft uitgestuurd
wijsturen uitstuurden uithebben uitgestuurd
julliesturen uitstuurden uithebben uitgestuurd
zij, zesturen uitstuurden uithebben uitgestuurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitsturen with some of the pronouns.

  • Ik stuur een e-mail naar mijn collega.
  • Jij stuurt de brieven naar de klanten.
  • Hij stuurt zijn cv naar het bedrijf.
  • Zij sturen de pakketten naar de klanten.
  • Wij sturen een uitnodiging naar de gasten.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitsturen with some of the pronouns.

  • Vroeger stuurde ik vaak e-mails naar mijn collega's.
  • Toen stuurde jij de brieven naar de klanten.
  • Hij stuurde altijd zijn cv naar het bedrijf.
  • Zij stuurden regelmatig pakketten naar de klanten.
  • Vroeger stuurden wij vaak uitnodigingen naar de gasten.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitsturen with some of the pronouns.

  • Ik heb gisteren een e-mail uitgestuurd.
  • Jij hebt de brieven naar de klanten uitgestuurd.
  • Hij heeft zijn cv naar het bedrijf uitgestuurd.
  • Zij hebben de pakketten naar de klanten uitgestuurd.
  • Wij hebben een uitnodiging naar de gasten uitgestuurd.