ontvliegen

Conjugations List of Ontvliegen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontvliegontvloogben ontvlogen
jij, je, uontvliegtontvloogbent ontvlogen
hij, zij, hetontvliegtontvloogis ontvlogen
wijontvliegenontvlogenzijn ontvlogen
jullieontvliegenontvlogenzijn ontvlogen
zij, zeontvliegenontvlogenzijn ontvlogen

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontvliegen with some of the pronouns.

  • Vogels ontvliegen de kooi.
  • De vlinders ontvliegen het open veld.
  • De gedachten ontvliegen mijn hoofd.
  • De woorden ontvliegen zijn mond.
  • De tijd ontvliegt ons.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontvliegen with some of the pronouns.

  • De vogels ontvlogen regelmatig de kooi.
  • Vroeger ontvlogen de vlinders het open veld.
  • Toen ik jong was, ontvlogen de gedachten me vaak.
  • Hij vertelde verhalen alsof ze uit zijn mond ontvlogen.
  • Elke seconde ontvlood de tijd ons.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontvliegen with some of the pronouns.

  • De vogels zijn uit de kooi ontvlogen.
  • De vlinders zijn van het open veld ontvlogen.
  • De gedachten zijn uit mijn hoofd ontvlogen.
  • De woorden zijn uit zijn mond ontvlogen.
  • De tijd is aan ons ontvlogen.