inwachten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | wacht in | wachtte in | heb ingewacht |
jij, je, u | wacht in | wachtte in | hebt ingewacht |
hij, zij, het | wacht in | wachtte in | heeft ingewacht |
wij | wachten in | wachtten in | hebben ingewacht |
jullie | wachten in | wachtten in | hebben ingewacht |
zij, ze | wachten in | wachtten in | hebben ingewacht |
PresensBeta
Example presens sentences for Inwachten with some of the pronouns.
- Ik wacht de trein in.
- Hij wacht op zijn vrienden.
- Wij wachten op de uitslag van het examen.
- Jullie wachten altijd te lang.
- De patiënt wacht geduldig in de wachtkamer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inwachten with some of the pronouns.
- Vroeger wachtte ik altijd op de bus.
- Hij wachtte met spanning op het verlossende nieuws.
- We wachtten geduldig tot de regen stopte.
- Jullie wachtten tevergeefs op haar komst.
- De kinderen wachtten vol enthousiasme op de Sinterklaasintocht.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inwachten with some of the pronouns.
- Ik heb de brief ingewacht.
- Je hebt tevergeefs op hem ingewacht.
- Zij heeft de bestelling ingewacht.
- We hebben lang op de beslissing ingewacht.
- Jullie hebben de resultaten van het onderzoek ingewacht.