apostilleren

Conjugations List of Apostilleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikapostilleerapostilleerdeheb geapostilleerd
jij, je, uapostilleertapostilleerdehebt geapostilleerd
hij, zij, hetapostilleertapostilleerdeheeft geapostilleerd
wijapostillerenapostilleerdenhebben geapostilleerd
jullieapostillerenapostilleerdenhebben geapostilleerd
zij, zeapostillerenapostilleerdenhebben geapostilleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Apostilleren with some of the pronouns.

  • Ik apostilleer de documenten voor internationaal gebruik.
  • Jij apostilleert de akte van geboorte.
  • Hij apostilleert de notariële akte.
  • Wij apostilleren de diploma's voor onze studenten.
  • Zij apostilleren de juridische stukken voor de rechtszaak.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Apostilleren with some of the pronouns.

  • Ik apostilleerde de documenten voor internationaal gebruik.
  • Jij apostilleerde de akte van geboorte.
  • Hij apostilleerde de notariële akte.
  • Wij apostilleerden de diploma's voor onze studenten.
  • Zij apostilleerden de juridische stukken voor de rechtszaak.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Apostilleren with some of the pronouns.

  • Ik heb de documenten apostilleerd voor internationaal gebruik.
  • Jij hebt de akte van geboorte geapostilleerd.
  • Hij heeft de notariële akte geapostilleerd.
  • Wij hebben de diploma's geapostilleerd voor onze studenten.
  • Zij hebben de juridische stukken geapostilleerd voor de rechtszaak.