aanklinken

Conjugations List of Aanklinken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikklink aanklonk aanheb aangeklonken
jij, je, uklinkt aanklonk aanhebt aangeklonken
hij, zij, hetklinkt aanklonk aanheeft aangeklonken
wijklinken aanklonken aanhebben aangeklonken
jullieklinken aanklonken aanhebben aangeklonken
zij, zeklinken aanklonken aanhebben aangeklonken

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanklinken with some of the pronouns.

  • De bel klinkt aan.
  • De muziek klinkt aan.
  • De stemmen klinken aan.
  • Het geluid klinkt aan.
  • De sirene klinkt aan.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanklinken with some of the pronouns.

  • De bel klonk aan.
  • De muziek klonk aan.
  • De stemmen klonken aan.
  • Het geluid klonk aan.
  • De sirene klonk aan.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanklinken with some of the pronouns.

  • De bel heeft aangeklonken.
  • De muziek heeft aangeklonken.
  • De stemmen hebben aangeklonken.
  • Het geluid heeft aangeklonken.
  • De sirene heeft aangeklonken.