loszitten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zit los | zat los | heb losgezeten |
jij, je, u | zit los | zat los | hebt losgezeten |
hij, zij, het | zit los | zat los | heeft losgezeten |
wij | zitten los | zaten los | hebben losgezeten |
jullie | zitten los | zaten los | hebben losgezeten |
zij, ze | zitten los | zaten los | hebben losgezeten |
PresensBeta
Example presens sentences for Loszitten with some of the pronouns.
- De knoopjes van mijn shirt zitten los.
- De schilderijen hangen los aan de muur.
- Mijn schoenveters zitten altijd los.
- Het deksel van de pot zit niet goed vast en zit los.
- De tanden van het kamrad zitten los en moeten worden vastgezet.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Loszitten with some of the pronouns.
- Vroeger zat mijn horloge altijd los om mijn pols.
- Toen ik klein was, zaten mijn tanden los.
- Het raam in onze oude woning zat altijd een beetje los.
- Elke keer als het stormde, zaten de dakpannen los.
- Tijdens de reis naar de bergen zat mijn maag los van de spanning.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Loszitten with some of the pronouns.
- Ik heb gemerkt dat de schroeven loszaten.
- Hij heeft de moeren van de fietsbanden losgemaakt.
- We hebben ontdekt dat de planken losgekomen zijn.
- Ze heeft de knop van de radio losgedraaid.
- Jullie hebben de klink van de deur losgeschroefd.