schadeloosstellen

Conjugations List of Schadeloosstellen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstel schadeloosstelde schadeloosheb schadeloosgesteld
jij, je, ustelt schadeloosstelde schadelooshebt schadeloosgesteld
hij, zij, hetstelt schadeloosstelde schadeloosheeft schadeloosgesteld
wijstellen schadeloosstelden schadelooshebben schadeloosgesteld
julliestellen schadeloosstelden schadelooshebben schadeloosgesteld
zij, zestellen schadeloosstelden schadelooshebben schadeloosgesteld

Presens

Example presens sentences for Schadeloosstellen with some of the pronouns.

  • Ik schadeloosstel de slachtoffers van het ongeval.
  • Jij schadeloosstelt de gedupeerden van de fraude.
  • Hij/Zij/Het schadeloosstelt de klanten voor het geleden verlies.
  • Wij schadeloosstellen de benadeelden na de natuurramp.
  • Jullie schadeloosstellen de getroffen partijen bij het geschil.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Schadeloosstellen with some of the pronouns.

  • Ik stelde de slachtoffers van het ongeval schadeloos.
  • Jij stelde de gedupeerden van de fraude schadeloos.
  • Hij/Zij/Het stelde de klanten voor het geleden verlies schadeloos.
  • Wij stelden de benadeelden na de natuurramp schadeloos.
  • Jullie stelden de getroffen partijen bij het geschil schadeloos.

Perfectum

Example perfectum sentences for Schadeloosstellen with some of the pronouns.

  • Ik heb de slachtoffers van het ongeval schadeloosgesteld.
  • Jij hebt de gedupeerden van de fraude schadeloosgesteld.
  • Hij/Zij/Het heeft de klanten voor het geleden verlies schadeloosgesteld.
  • Wij hebben de benadeelden na de natuurramp schadeloosgesteld.
  • Jullie hebben de getroffen partijen bij het geschil schadeloosgesteld.