nationaliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | nationaliseer | nationaliseerde | heb genationaliseerd |
jij, je, u | nationaliseert | nationaliseerde | hebt genationaliseerd |
hij, zij, het | nationaliseert | nationaliseerde | heeft genationaliseerd |
wij | nationaliseren | nationaliseerden | hebben genationaliseerd |
jullie | nationaliseren | nationaliseerden | hebben genationaliseerd |
zij, ze | nationaliseren | nationaliseerden | hebben genationaliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Nationaliseren with some of the pronouns.
- De regering nationaliseert de telecommunicatie-industrie.
- Het bedrijf nationaliseert de energievoorziening in het land.
- Wij nationaliseren de banksector om stabiliteit te garanderen.
- De politicus pleit voor het nationaliseren van de zorgsector.
- Veel mensen zijn tegen het nationaliseren van de spoorwegen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Nationaliseren with some of the pronouns.
- Vroeger nationaliseerde de staat de staalproductie.
- Het vorige regime nationaliseerde de media om de informatie te controleren.
- Tijdens de oorlog nationaliseerden ze de olie-industrie.
- In de jaren '70 nationaliseerde men de scheepvaartsector.
- Onder de oude wetgeving nationaliseerden gemeenten de waterbedrijven.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Nationaliseren with some of the pronouns.
- De overheid heeft de luchtvaartmaatschappij genationaliseerd.
- Het bedrijf heeft de watermaatschappij genationaliseerd.
- We hebben de mijnbouwindustrie genationaliseerd om de winsten eerlijk te verdelen.
- De regering heeft besloten de farmaceutische industrie te nationaliseren.
- Ze hebben de voedingsmiddelenindustrie genationaliseerd om de prijzen te reguleren.