opdelven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | delf op | delfde op;dolf op | heb opgedolven |
jij, je, u | delft op | delfde op;dolf op | hebt opgedolven |
hij, zij, het | delft op | delfde op;dolf op | heeft opgedolven |
wij | delven op | delfden op;dolven op | hebben opgedolven |
jullie | delven op | delfden op;dolven op | hebben opgedolven |
zij, ze | delven op | delfden op;dolven op | hebben opgedolven |
PresensBeta
Example presens sentences for Opdelven with some of the pronouns.
- Ik delv op.
- Jij delft op.
- Hij/zij/het delft op.
- Wij/jullie/zij delven op.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Opdelven with some of the pronouns.
- Ik delfde op.
- Jij delfde op.
- Hij/zij/het delfde op.
- Wij/jullie/zij delfden op.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Opdelven with some of the pronouns.
- Ik heb opgedolven.
- Jij hebt opgedolven.
- Hij/zij/het heeft opgedolven.
- Wij/jullie/zij hebben opgedolven.