gallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gal | galde | heb gegald |
jij, je, u | galt | galde | hebt gegald |
hij, zij, het | galt | galde | heeft gegald |
wij | gallen | galden | hebben gegald |
jullie | gallen | galden | hebben gegald |
zij, ze | gallen | galden | hebben gegald |
PresensBeta
Example presens sentences for Gallen with some of the pronouns.
- Ik gal nu.
- Jij gallt altijd zo veel.
- Hij/Zij galt vaak 's nachts.
- Wij gallen graag op feestjes.
- Zij gallen luidruchtig in het theater.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gallen with some of the pronouns.
- Ik galdde altijd als kind.
- Jij galdde vroeger veel op familiebijeenkomsten.
- Hij/Zij galdde regelmatig in zijn/haar slaap.
- Wij galden vaak tijdens de toneellessen.
- Zij galden luidkeels tijdens de karaoke-avond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gallen with some of the pronouns.
- Ik heb gegald na het eten.
- Jij hebt al eens gegald tijdens een presentatie.
- Hij/Zij heeft gisteravond gegald.
- Wij hebben vorige week gegald tijdens het concert.
- Zij hebben al meerdere keren gegald in de klas.