rondzenden

Conjugations List of Rondzenden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikzend rondzond rondheb rondgezonden
jij, je, uzendt rondzond rondhebt rondgezonden
hij, zij, hetzendt rondzond rondheeft rondgezonden
wijzenden rondzonden rondhebben rondgezonden
julliezenden rondzonden rondhebben rondgezonden
zij, zezenden rondzonden rondhebben rondgezonden

Presens
Beta

Example presens sentences for Rondzenden with some of the pronouns.

  • Ik zend de brief rond.
  • Jij zendt de uitnodiging rond.
  • Hij/zij/zendt de boodschap rond.
  • Wij zenden de nieuwsbrief rond.
  • Jullie zenden de memo rond.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rondzenden with some of the pronouns.

  • Ik zond de brief rond.
  • Jij zond de uitnodiging rond.
  • Hij/zij zond de boodschap rond.
  • Wij zonden de nieuwsbrief rond.
  • Jullie zonden de memo rond.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rondzenden with some of the pronouns.

  • Ik heb de brief rondgezonden.
  • Jij hebt de uitnodiging rondgezonden.
  • Hij/zij heeft de boodschap rondgezonden.
  • Wij hebben de nieuwsbrief rondgezonden.
  • Jullie hebben de memo rondgezonden.