omvallen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | val om | viel om | ben omgevallen |
jij, je, u | valt om | viel om | bent omgevallen |
hij, zij, het | valt om | viel om | is omgevallen |
wij | vallen om | vielen om | zijn omgevallen |
jullie | vallen om | vielen om | zijn omgevallen |
zij, ze | vallen om | vielen om | zijn omgevallen |
PresensBeta
Example presens sentences for Omvallen with some of the pronouns.
- De vaas valt om als de kat erlangs rent.
- Ik val bijna om van verbazing door het goede nieuws.
- De boom dreigt om te vallen door de sterke wind.
- Wanneer hij lacht, val ik telkens weer om van het lachen.
- Ze zegt dat ze altijd omvalt als ze hakken draagt.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omvallen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, viel ik regelmatig om tijdens het fietsen.
- Vroeger vielen de bomen in onze tuin vaak om tijdens stormen.
- Elke keer dat het regende, viel de oude schuur om.
- Tijdens het evenwichtsoefeningen doen, viel hij steeds om.
- Als kind viel ik vaak om als ik op mijn skates stond.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omvallen with some of the pronouns.
- Hij is gisteren omgevallen tijdens het sporten.
- We zijn allemaal omgevallen van vermoeidheid na die lange wandeling.
- De toren is omgevallen na de aardbeving.
- Heb je gehoord dat de boekenkast is omgevallen?
- Ik heb nog nooit zo'n grote boom zien omvallen.