aankopen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | koop aan | kocht aan | heb aangekocht |
jij, je, u | koopt aan | kocht aan | hebt aangekocht |
hij, zij, het | koopt aan | kocht aan | heeft aangekocht |
wij | kopen aan | kochten aan | hebben aangekocht |
jullie | kopen aan | kochten aan | hebben aangekocht |
zij, ze | kopen aan | kochten aan | hebben aangekocht |
PresensBeta
Example presens sentences for Aankopen with some of the pronouns.
- Ik koop een nieuwe auto.
- Jij koopt een cadeau voor je moeder.
- Hij/zij koopt een boek in de winkel.
- Wij kopen tickets voor de film vanavond.
- Zij kopen nieuwe kleding voor het feest.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aankopen with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, kocht ik vaak snoepjes.
- Vroeger kocht jij altijd bloemen voor me.
- Hij/zij kocht regelmatig tijdschriften bij de kiosk.
- In die tijd kochten wij elke week brood bij de bakker.
- Toen we op vakantie waren, kochten zij souvenirs.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aankopen with some of the pronouns.
- Ik heb een nieuwe telefoon aangekocht.
- Jij hebt gisteren een schilderij aangekocht.
- Hij/zij heeft online schoenen aangekocht.
- Wij hebben een reis naar Spanje aangekocht.
- Zij hebben vorige maand een huis aangekocht.