moppen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mop | mopte | heb gemopt |
jij, je, u | mopt | mopte | hebt gemopt |
hij, zij, het | mopt | mopte | heeft gemopt |
wij | moppen | mopten | hebben gemopt |
jullie | moppen | mopten | hebben gemopt |
zij, ze | moppen | mopten | hebben gemopt |
PresensBeta
Example presens sentences for Moppen with some of the pronouns.
- Ik mop regelmatig tijdens feestjes.
- Jij mopt graag met je vrienden.
- Hij mopt altijd over zijn grappen.
- Wij moppen vaak in de lunchpauze.
- Zij moppen veel op het werk.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Moppen with some of the pronouns.
- Vroeger mopte ik altijd op schoolfeesten.
- Jij mopte vroeger veel met je broers en zussen.
- Hij mopte gisteravond over dezelfde grap.
- Wij mopten elke week tijdens de comedyavonden.
- Zij mopten vroeger ook op familiebijeenkomsten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Moppen with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gemopt tijdens het etentje.
- Jij hebt al veel gemopt vandaag.
- Hij heeft de hele avond gemopt met zijn vrienden.
- Wij hebben samen gemopt op het strand.
- Zij hebben recentelijk gemopt in een comedyclub.