toebijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bijt toe | beet toe | heb toegebeten |
jij, je, u | bijt toe | beet toe | hebt toegebeten |
hij, zij, het | bijt toe | beet toe | heeft toegebeten |
wij | bijten toe | beten toe | hebben toegebeten |
jullie | bijten toe | beten toe | hebben toegebeten |
zij, ze | bijten toe | beten toe | hebben toegebeten |
PresensBeta
Example presens sentences for Toebijten with some of the pronouns.
- Het bijt hem toe wanneer hij te veel chocolade eet.
- Ik bijt mezelf niet meer zo vaak in mijn tong tijdens het praten.
- De hond bijt regelmatig in zijn speeltje.
- Waarom bijt je altijd op je nagels als je nerveus bent?
- De spanning bijt zich vast in mijn maag voor de grote presentatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Toebijten with some of the pronouns.
- Toen ik jong was, beet ik altijd op mijn potlood tijdens het studeren.
- Hij beet zijn lip toen hij het slechte nieuws hoorde.
- Vroeger beten we elke zomer op onze ijsjes om te voorkomen dat ze smolten.
- Als kind beet ze graag op haar pen tijdens het schrijven.
- Tijdens de filmbeelden beet ik onbewust op mijn popcorn.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Toebijten with some of the pronouns.
- Ik heb me vorige week in mijn vinger gebeten tijdens het koken.
- Hij heeft zich vergist en daardoor in zijn eigen staart gebeten.
- We hebben gisteravond een heerlijke taart gebakken en ervan genoten.
- Heb je ooit een citroen geproefd en ervaren hoe zuur het is?
- Ze heeft haar tanden in het probleem gezet en het opgelost.