herbeleggen

Conjugations List of Herbeleggen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikherbelegherbelegdeheb herbelegd
jij, je, uherbelegtherbelegdehebt herbelegd
hij, zij, hetherbelegtherbelegdeheeft herbelegd
wijherbeleggenherbelegdenhebben herbelegd
jullieherbeleggenherbelegdenhebben herbelegd
zij, zeherbeleggenherbelegdenhebben herbelegd

Presens
Beta

Example presens sentences for Herbeleggen with some of the pronouns.

  • Ik herbeleg elke maand mijn spaargeld.
  • Jij herbelegt je winst in nieuwe projecten.
  • Hij/zij/het herbelegt zijn/haar/hun vermogen in aandelen.
  • Wij herbeleggen de opbrengsten in duurzame initiatieven.
  • Zij herbeleggen hun geld in vastgoed.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Herbeleggen with some of the pronouns.

  • Toen ik jonger was, herbelegde ik vaak mijn spaargeld.
  • Jij herbelegde altijd je winst in nieuwe kansen.
  • Hij/zij/het herbelegde vroeger zijn/haar/hun vermogen in obligaties.
  • Wij herbelegden regelmatig in risicovolle projecten.
  • Zij herbelegden het geld telkens in dezelfde sector.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Herbeleggen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn investering herbelegd en winst gemaakt.
  • Jij hebt je geld al eerder herbelegd, nietwaar?
  • Hij/zij/het heeft het kapitaal opnieuw belegd in een groen fonds.
  • Wij hebben onze portefeuille herbelegd voor betere rendementen.
  • Zij hebben de opbrengst herbelegd in een start-up.