aanzweven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zweef aan | zweefde aan | ben aangezweefd |
jij, je, u | zweeft aan | zweefde aan | bent aangezweefd |
hij, zij, het | zweeft aan | zweefde aan | is aangezweefd |
wij | zweven aan | zweefden aan | zijn aangezweefd |
jullie | zweven aan | zweefden aan | zijn aangezweefd |
zij, ze | zweven aan | zweefden aan | zijn aangezweefd |
PresensBeta
Example presens sentences for Aanzweven with some of the pronouns.
- Ik zweef aan.
- Jij zweeft aan.
- Hij/Zij/Het zweeft aan.
- Wij zweven aan.
- Jullie zweven aan.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Aanzweven with some of the pronouns.
- Ik zweefde aan.
- Jij zweefde aan.
- Hij/Zij/Het zweefde aan.
- Wij zweefden aan.
- Jullie zweefden aan.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Aanzweven with some of the pronouns.
- Ik heb aangezweefd.
- Jij hebt aangezweefd.
- Hij/Zij/Het heeft aangezweefd.
- Wij hebben aangezweefd.
- Jullie hebben aangezweefd.