aanstranden

Conjugations List of Aanstranden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstrand aanstrandde aanben aangestrand
jij, je, ustrandt aanstrandde aanbent aangestrand
hij, zij, hetstrandt aanstrandde aanis aangestrand
wijstranden aanstrandden aanzijn aangestrand
julliestranden aanstrandden aanzijn aangestrand
zij, zestranden aanstrandden aanzijn aangestrand

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanstranden with some of the pronouns.

  • Ik strand aan op het mooie strand.
  • Jij strant aan op het zonnige strand.
  • Hij/zij strandt aan op het drukke strand.
  • Wij stranden aan op het afgelegen strand.
  • Jullie stranden aan op het prachtige strand.
  • Zij stranden aan op het rustige strand.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanstranden with some of the pronouns.

  • Ik strandde aan op het verlaten strand.
  • Jij strandde aan op het onbekende strand.
  • Hij/zij strandde aan op het afgelegen strand.
  • Wij strandden aan op het woeste strand.
  • Jullie strandden aan op het idyllische strand.
  • Zij strandden aan op het gevaarlijke strand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanstranden with some of the pronouns.

  • Ik ben aangestrand op het verlaten strand.
  • Jij bent aangestrand op het onbekende strand.
  • Hij/zij is aangestrand op het afgelegen strand.
  • Wij zijn aangestrand op het woeste strand.
  • Jullie zijn aangestrand op het idyllische strand.
  • Zij zijn aangestrand op het gevaarlijke strand.