doorstoken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stook door | stookte door | heb doorgestookt |
jij, je, u | stookt door | stookte door | hebt doorgestookt |
hij, zij, het | stookt door | stookte door | heeft doorgestookt |
wij | stoken door | stookten door | hebben doorgestookt |
jullie | stoken door | stookten door | hebben doorgestookt |
zij, ze | stoken door | stookten door | hebben doorgestookt |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorstoken with some of the pronouns.
- Ik steek de brief door.
- Jij steekt de ballon door.
- Hij steekt de naald door de stof.
- Zij steekt de sleutel door het gat.
- We steken de foto door met een speld.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorstoken with some of the pronouns.
- Ik stak de brief door.
- Jij stak de ballon door.
- Hij stak de naald door de stof.
- Zij stak de sleutel door het gat.
- We staken de foto door met een speld.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorstoken with some of the pronouns.
- Ik heb de brief doorgestoken.
- Jij hebt de ballon doorgestoken.
- Hij heeft de naald door de stof gestoken.
- Zij heeft de sleutel door het gat gestoken.
- We hebben de foto doorgestoken met een speld.