wederkrijgen

Conjugations List of Wederkrijgen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrijg wederkreeg wederheb wedergekregen
jij, je, ukrijgt wederkreeg wederhebt wedergekregen
hij, zij, hetkrijgt wederkreeg wederheeft wedergekregen
wijkrijgen wederkregen wederhebben wedergekregen
julliekrijgen wederkregen wederhebben wedergekregen
zij, zekrijgen wederkregen wederhebben wedergekregen

Presens
Beta

Example presens sentences for Wederkrijgen with some of the pronouns.

  • Ik krijg mijn boek terug van de bibliotheek.
  • Jij krijgt je fiets morgen terug na de reparatie.
  • Hij krijgt zijn geld terug na het retourneren van het product.
  • Wij krijgen onze paspoorten terug na het vernieuwen ervan.
  • Zij krijgen hun sleutels terug van de verloren en gevonden afdeling.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Wederkrijgen with some of the pronouns.

  • Vroeger kreeg ik altijd mijn speelgoed terug van mijn zusje.
  • Toen ik jong was, kreeg ik mijn knuffelbeer altijd terug van mijn ouders.
  • In die tijd kreeg hij zijn gestolen spullen nooit terug van de politie.
  • Als kind kregen wij altijd onze verloren voorwerpen terug van de school.
  • Vroeger kregen zij hun geleende boeken nooit terug van hun vrienden.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Wederkrijgen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn verloren portemonnee teruggekregen.
  • Jij hebt je gestolen sieraden teruggekregen na de arrestatie.
  • Hij heeft zijn gestolen auto teruggekregen dankzij de politie.
  • Wij hebben onze vermiste kat teruggekregen nadat hij werd gevonden.
  • Zij hebben hun gestolen laptops teruggekregen na het doen van aangifte.