schimpen

Conjugations List of Schimpen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschimpschimpteheb geschimpt
jij, je, uschimptschimptehebt geschimpt
hij, zij, hetschimptschimpteheeft geschimpt
wijschimpenschimptenhebben geschimpt
jullieschimpenschimptenhebben geschimpt
zij, zeschimpenschimptenhebben geschimpt

Presens
Beta

Example presens sentences for Schimpen with some of the pronouns.

  • Ik schimp op mijn collega's.
  • Jij schimpt op je buurman.
  • Hij schimpt op de politici.
  • Zij schimpen op hun leraar.
  • Wij schimpen op het slechte weer.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schimpen with some of the pronouns.

  • Ik schimpte op mijn collega's.
  • Jij schimpte op je buurman.
  • Hij schimpte op de politici.
  • Zij schimpten op hun leraar.
  • Wij schimpten op het slechte weer.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schimpen with some of the pronouns.

  • Ik heb geschimpt op mijn collega's.
  • Jij hebt geschimpt op je buurman.
  • Hij heeft geschimpt op de politici.
  • Zij hebben geschimpt op hun leraar.
  • Wij hebben geschimpt op het slechte weer.