uitleiden

Conjugations List of Uitleiden.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikleid uitleidde uitheb uitgeleid
jij, je, uleidt uitleidde uithebt uitgeleid
hij, zij, hetleidt uitleidde uitheeft uitgeleid
wijleiden uitleidden uithebben uitgeleid
jullieleiden uitleidden uithebben uitgeleid
zij, zeleiden uitleidden uithebben uitgeleid

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitleiden with some of the pronouns.

  • Ik leid uitleid.
  • Jij leidt uitleid.
  • Hij/Zij leidt uitleid.
  • Wij leiden uitleid.
  • Jullie leiden uitleid.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitleiden with some of the pronouns.

  • Ik leidde uit.
  • Jij leidde uit.
  • Hij/Zij leidde uit.
  • Wij leidden uit.
  • Jullie leidden uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitleiden with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgeleid.
  • Jij hebt uitgeleid.
  • Hij/Zij heeft uitgeleid.
  • Wij hebben uitgeleid.
  • Jullie hebben uitgeleid.