afstropen

Conjugations List of Afstropen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstroop afstroopte afheb afgestroopt
jij, je, ustroopt afstroopte afhebt afgestroopt
hij, zij, hetstroopt afstroopte afheeft afgestroopt
wijstropen afstroopten afhebben afgestroopt
julliestropen afstroopten afhebben afgestroopt
zij, zestropen afstroopten afhebben afgestroopt

Presens
Beta

Example presens sentences for Afstropen with some of the pronouns.

  • Ik strop af na het schrijven van een lange brief.
  • Jij stroopt af tijdens het koken van het avondeten.
  • Hij/Zij/Het stroopt af voordat hij/zij naar bed gaat.
  • Wij strepen af terwijl we aan het opruimen zijn.
  • Jullie strepen af na het voltooien van een project.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Afstropen with some of the pronouns.

  • Ik stroopte af terwijl ik naar muziek luisterde.
  • Jij stroopte af toen je vrienden op bezoek kwamen.
  • Hij/Zij/Het stroopte af terwijl hij/zij aan het studeren was.
  • Wij strepen af tijdens onze vakantie.
  • Jullie strepen af wanneer jullie moe zijn.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Afstropen with some of the pronouns.

  • Ik heb afgestroopt nadat ik de taart had gebakken.
  • Jij hebt afgestroopt zodra je thuiskwam.
  • Hij/Zij/Het heeft afgestroopt na het lezen van het boek.
  • Wij hebben afgestroopt nadat we de klus hadden geklaard.
  • Jullie hebben afgestroopt toen jullie de film hadden gezien.