egaliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | egaliseer | egaliseerde | heb geëgaliseerd |
jij, je, u | egaliseert | egaliseerde | hebt geëgaliseerd |
hij, zij, het | egaliseert | egaliseerde | heeft geëgaliseerd |
wij | egaliseren | egaliseerden | hebben geëgaliseerd |
jullie | egaliseren | egaliseerden | hebben geëgaliseerd |
zij, ze | egaliseren | egaliseerden | hebben geëgaliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Egaliseren with some of the pronouns.
- Ik egaliseer de vloer in de woonkamer.
- Jij egaliseert de grond voor het tuinproject.
- Hij egaliseert de weg voor de verkeersveiligheid.
- Wij egaliseren de oppervlakte voor het bouwproject.
- Zij egaliseren het speelveld voor de sportwedstrijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Egaliseren with some of the pronouns.
- Vroeger egaliseerde ik vaak de vloeren in huizen.
- Toen ik jong was, egaliseerde jij regelmatig de grond in de tuin.
- Hij egaliseerde de weg elke maand voor de veiligheid.
- In die tijd egaliseerden wij altijd de oppervlakte voordat we begonnen met bouwen.
- Zij egaliseerden het speelveld altijd zorgvuldig voor elke wedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Egaliseren with some of the pronouns.
- Ik heb de vloer in de woonkamer geëgaliseerd.
- Jij hebt de grond voor het tuinproject geëgaliseerd.
- Hij heeft de weg voor de verkeersveiligheid geëgaliseerd.
- Wij hebben de oppervlakte voor het bouwproject geëgaliseerd.
- Zij hebben het speelveld voor de sportwedstrijd geëgaliseerd.