opborstelen

Conjugations List of Opborstelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikborstel opborstelde opheb opgeborsteld
jij, je, uborstelt opborstelde ophebt opgeborsteld
hij, zij, hetborstelt opborstelde opheeft opgeborsteld
wijborstelen opborstelden ophebben opgeborsteld
jullieborstelen opborstelden ophebben opgeborsteld
zij, zeborstelen opborstelden ophebben opgeborsteld