aanpersen

Conjugations List of Aanpersen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikpers aanperste aanheb aangeperst
jij, je, uperst aanperste aanhebt aangeperst
hij, zij, hetperst aanperste aanheeft aangeperst
wijpersen aanpersten aanhebben aangeperst
julliepersen aanpersten aanhebben aangeperst
zij, zepersen aanpersten aanhebben aangeperst

Presens

Example presens sentences for Aanpersen with some of the pronouns.

  • Ik pers de sinaasappels aan.
  • Jij perst de kleding aan.
  • Hij perst de informatie aan.
  • Zij perst de citroenen aan.
  • Wij persen het sap aan.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Aanpersen with some of the pronouns.

  • Ik perste de sinaasappels aan.
  • Jij perste de kleding aan.
  • Hij perste de informatie aan.
  • Zij perste de citroenen aan.
  • Wij persten het sap aan.

Perfectum

Example perfectum sentences for Aanpersen with some of the pronouns.

  • Ik heb de sinaasappels aangeperst.
  • Jij hebt de kleding aangeperst.
  • Hij heeft de informatie aangeperst.
  • Zij heeft de citroenen aangeperst.
  • Wij hebben het sap aangeperst.