routeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | routeer | routeerde | heb gerouteerd |
jij, je, u | routeert | routeerde | hebt gerouteerd |
hij, zij, het | routeert | routeerde | heeft gerouteerd |
wij | routeren | routeerden | hebben gerouteerd |
jullie | routeren | routeerden | hebben gerouteerd |
zij, ze | routeren | routeerden | hebben gerouteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Routeren with some of the pronouns.
- Ik routeer de e-mails naar de juiste afdeling.
- Jij routeert het pakketje naar de klant.
- Hij routeert de documenten naar de printer.
- Wij routeren de bestellingen naar het magazijn.
- Zij routeren de informatie naar alle betrokken partijen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Routeren with some of the pronouns.
- Ik routeerde de e-mails naar de juiste afdeling.
- Jij routeerde het pakketje naar de klant.
- Hij routeerde de documenten naar de printer.
- Wij routeerden de bestellingen naar het magazijn.
- Zij routeerden de informatie naar alle betrokken partijen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Routeren with some of the pronouns.
- Ik heb de e-mails naar de juiste afdeling gerouteerd.
- Jij hebt het pakketje naar de klant gerouteerd.
- Hij heeft de documenten naar de printer gerouteerd.
- Wij hebben de bestellingen naar het magazijn gerouteerd.
- Zij hebben de informatie naar alle betrokken partijen gerouteerd.