boegseren

Conjugations List of Boegseren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikboegseerboegseerdeheb geboegseerd
jij, je, uboegseertboegseerdehebt geboegseerd
hij, zij, hetboegseertboegseerdeheeft geboegseerd
wijboegserenboegseerdenhebben geboegseerd
jullieboegserenboegseerdenhebben geboegseerd
zij, zeboegserenboegseerdenhebben geboegseerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Boegseren with some of the pronouns.

  • Ik boegseer de boot naar de kade.
  • Jij boegseert het schip met behulp van een sleepboot.
  • Hij boegseert de vrachtschepen naar de haven.
  • Zij boegseert de boot zorgvuldig langs de steiger.
  • Wij boegseeren de zeilboot naar open water.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Boegseren with some of the pronouns.

  • Ik boegseerde de boot naar de kade.
  • Jij boegseerde het schip met behulp van een sleepboot.
  • Hij boegseerde de vrachtschepen naar de haven.
  • Zij boegseerde de boot zorgvuldig langs de steiger.
  • Wij boegseerden de zeilboot naar open water.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Boegseren with some of the pronouns.

  • Ik heb de boot naar de kade geboegseerd.
  • Jij hebt het schip met behulp van een sleepboot geboegseerd.
  • Hij heeft de vrachtschepen naar de haven geboegseerd.
  • Zij heeft de boot zorgvuldig langs de steiger geboegseerd.
  • Wij hebben de zeilboot naar open water geboegseerd.