ontpakken

Conjugations List of Ontpakken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikontpakontpakteheb ontpakt
jij, je, uontpaktontpaktehebt ontpakt
hij, zij, hetontpaktontpakteheeft ontpakt
wijontpakkenontpaktenhebben ontpakt
jullieontpakkenontpaktenhebben ontpakt
zij, zeontpakkenontpaktenhebben ontpakt

Presens
Beta

Example presens sentences for Ontpakken with some of the pronouns.

  • Ik pak het cadeau uit.
  • Jij pakt de doos uit.
  • Hij/zij/het pakt de tas uit.
  • Wij pakken de geschenken uit.
  • Jullie pakken de pakjes uit.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Ontpakken with some of the pronouns.

  • Vroeger pakte ik altijd cadeautjes uit.
  • Jij pakte gisteren de doos uit.
  • Hij/zij/het pakte vorige week de tas uit.
  • Wij pakten vroeger samen de geschenken uit.
  • Jullie pakten vorig jaar de pakjes uit.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Ontpakken with some of the pronouns.

  • Ik heb het cadeau uitgepakt.
  • Jij hebt de doos uitgepakt.
  • Hij/zij/het heeft de tas uitgepakt.
  • Wij hebben de geschenken uitgepakt.
  • Jullie hebben de pakjes uitgepakt.