voorbijvaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaar voorbij | voer voorbij | ben voorbijgevaren |
jij, je, u | vaart voorbij | voer voorbij | bent voorbijgevaren |
hij, zij, het | vaart voorbij | voer voorbij | is voorbijgevaren |
wij | varen voorbij | voeren voorbij | zijn voorbijgevaren |
jullie | varen voorbij | voeren voorbij | zijn voorbijgevaren |
zij, ze | varen voorbij | voeren voorbij | zijn voorbijgevaren |
PresensBeta
Example presens sentences for Voorbijvaren with some of the pronouns.
- Ik vaar voorbij.
- Jij vaart voorbij.
- Hij/Zij/Het vaart voorbij.
- Wij varen voorbij.
- Jullie varen voorbij.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Voorbijvaren with some of the pronouns.
- Ik voer voorbij.
- Jij voer voorbij.
- Hij/Zij/Het voer voorbij.
- Wij voeren voorbij.
- Jullie voeren voorbij.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Voorbijvaren with some of the pronouns.
- Ik ben voorbijgevaren.
- Jij bent voorbijgevaren.
- Hij/Zij/Het is voorbijgevaren.
- Wij zijn voorbijgevaren.
- Jullie zijn voorbijgevaren.