uitklimmen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | klim uit | klom uit | ben uitgeklommen |
jij, je, u | klimt uit | klom uit | bent uitgeklommen |
hij, zij, het | klimt uit | klom uit | is uitgeklommen |
wij | klimmen uit | klommen uit | zijn uitgeklommen |
jullie | klimmen uit | klommen uit | zijn uitgeklommen |
zij, ze | klimmen uit | klommen uit | zijn uitgeklommen |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitklimmen with some of the pronouns.
- Ik klim uit de put.
- Jij klimt uit het raam.
- Hij klimt uit de boom.
- Zij klimmen uit de auto.
- Wij klimmen uit het water.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitklimmen with some of the pronouns.
- Ik klom uit de put.
- Jij klom uit het raam.
- Hij klom uit de boom.
- Zij klommen uit de auto.
- Wij klommen uit het water.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitklimmen with some of the pronouns.
- Ik ben uit de put geklommen.
- Jij bent uit het raam geklommen.
- Hij is uit de boom geklommen.
- Zij zijn uit de auto geklommen.
- Wij zijn uit het water geklommen.