borduren

Conjugations List of Borduren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikborduurborduurdeheb geborduurd
jij, je, uborduurtborduurdehebt geborduurd
hij, zij, hetborduurtborduurdeheeft geborduurd
wijbordurenborduurdenhebben geborduurd
julliebordurenborduurdenhebben geborduurd
zij, zebordurenborduurdenhebben geborduurd

Presens
Beta

Example presens sentences for Borduren with some of the pronouns.

  • Ik borduur een mooi bloemenpatroon.
  • Jij borduurt een naam op een kussen.
  • Hij/Zij borduurt een landschap op een doek.
  • Wij borduren samen een quilt.
  • Jullie borduren patronen op kleding.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Borduren with some of the pronouns.

  • Vroeger borduurde ik vaak in mijn vrije tijd.
  • Toen ik jong was, borduurde ik graag kussenslopen.
  • Hij/Zij borduurde altijd met veel geduld.
  • Wij borduurden samen tijdens de winteravonden.
  • Jullie borduurden verschillende ontwerpen voor de markt.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Borduren with some of the pronouns.

  • Ik heb een prachtig borduurwerk gemaakt.
  • Jij hebt een ingewikkeld patroon geborduurd.
  • Hij/Zij heeft een tafelkleed met bloemenmotieven geborduurd.
  • Wij hebben een kleurrijke schilderij geborduurd.
  • Jullie hebben een persoonlijk cadeau geborduurd.