inroosteren

Conjugations List of Inroosteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrooster inroosterde inheb ingeroosterd
jij, je, uroostert inroosterde inhebt ingeroosterd
hij, zij, hetroostert inroosterde inheeft ingeroosterd
wijroosteren inroosterden inhebben ingeroosterd
jullieroosteren inroosterden inhebben ingeroosterd
zij, zeroosteren inroosterden inhebben ingeroosterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Inroosteren with some of the pronouns.

  • Ik rooster de studenten in voor de lessen.
  • Jij roostert de medewerkers in voor de vergadering.
  • Hij/Zij roostert de gasten in voor het evenement.
  • Wij roosteren de vrijwilligers in voor de activiteit.
  • Jullie roosteren de spelers in voor de wedstrijd.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Inroosteren with some of the pronouns.

  • Vroeger roosterde ik de studenten in voor de lessen.
  • Vroeger roosterde jij de medewerkers in voor de vergadering.
  • Vroeger roosterde hij/zij de gasten in voor het evenement.
  • Vroeger roosterden wij de vrijwilligers in voor de activiteit.
  • Vroeger roosterden jullie de spelers in voor de wedstrijd.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Inroosteren with some of the pronouns.

  • Ik heb de studenten ingeroosterd voor de lessen.
  • Jij hebt de medewerkers ingeroosterd voor de vergadering.
  • Hij/Zij heeft de gasten ingeroosterd voor het evenement.
  • Wij hebben de vrijwilligers ingeroosterd voor de activiteit.
  • Jullie hebben de spelers ingeroosterd voor de wedstrijd.