defibrilleren

Conjugations List of Defibrilleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdefibrilleerdefibrilleerdeheb gedefibrilleerd
jij, je, udefibrilleertdefibrilleerdehebt gedefibrilleerd
hij, zij, hetdefibrilleertdefibrilleerdeheeft gedefibrilleerd
wijdefibrillerendefibrilleerdenhebben gedefibrilleerd
julliedefibrillerendefibrilleerdenhebben gedefibrilleerd
zij, zedefibrillerendefibrilleerdenhebben gedefibrilleerd

Presens

Example presens sentences for Defibrilleren with some of the pronouns.

  • Ik defibrilleer de patiĆ«nt in noodgevallen.
  • Jij defibrilleert de patiĆ«nt volgens de protocollen.
  • Hij/zij defibrilleert regelmatig tijdens zijn/haar dienst.
  • Wij defibrilleren met geavanceerde apparatuur.
  • Jullie defibrilleren de patiĆ«nten snel en efficiĆ«nt.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Defibrilleren with some of the pronouns.

  • Vroeger defibrilleerde ik patiĆ«nten met oudere apparatuur.
  • Toen ik aankwam, was het team al aan het defibrilleren.
  • Hij/zij defibrilleerde altijd zorgvuldig en volgens de richtlijnen.
  • Wij defibrilleerden de patiĆ«nten om de paar minuten.
  • Jullie defibrilleerden de patiĆ«nt terwijl de arts instructies gaf.

Perfectum

Example perfectum sentences for Defibrilleren with some of the pronouns.

  • Ik heb de patiĆ«nt succesvol gedefibrilleerd.
  • Jij hebt al vaker patiĆ«nten gedefibrilleerd.
  • Hij/zij heeft recentelijk een patiĆ«nt gedefibrilleerd.
  • Wij hebben de nieuwe defibrillator uitvoerig getest.
  • Jullie hebben de reanimatiepoging met defibrillatie gestaakt.