bazelen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bazel | bazelde | heb gebazeld |
jij, je, u | bazelt | bazelde | hebt gebazeld |
hij, zij, het | bazelt | bazelde | heeft gebazeld |
wij | bazelen | bazelden | hebben gebazeld |
jullie | bazelen | bazelden | hebben gebazeld |
zij, ze | bazelen | bazelden | hebben gebazeld |
PresensBeta
Example presens sentences for Bazelen with some of the pronouns.
- Ik bazel over mijn favoriete boek.
- Jij bazelt altijd over onbelangrijke dingen.
- Hij bazelt vaak tijdens de les.
- Wij bazelen graag over politiek.
- Zij bazelen over hun vakantieplannen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Bazelen with some of the pronouns.
- Vroeger bazelde ik altijd over sprookjesverhalen.
- Toen ik jong was, bazelde jij veel over je favoriete bands.
- Hij bazelde gisteren nog over zijn nieuwe auto.
- Wij bazelden urenlang over de betekenis van het leven.
- Zij bazelden vroeger altijd over hun huisdieren.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Bazelen with some of the pronouns.
- Ik heb gebazeld over mijn belevenissen op vakantie.
- Jij hebt te veel gebazeld tijdens de vergadering.
- Hij heeft al dagenlang onzin gebazeld.
- Wij hebben vroeger veel gebazeld over onze toekomstdromen.
- Zij hebben nooit echt iets zinnigs gebazeld.