verwedden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verwed | verwedde | heb verwed |
jij, je, u | verwedt | verwedde | hebt verwed |
hij, zij, het | verwedt | verwedde | heeft verwed |
wij | verwedden | verwedden | hebben verwed |
jullie | verwedden | verwedden | hebben verwed |
zij, ze | verwedden | verwedden | hebben verwed |
PresensBeta
Example presens sentences for Verwedden with some of the pronouns.
- Ik wed dat het morgen mooi weer wordt.
- Jij wedt altijd op de verkeerde paarden.
- Hij wedt regelmatig op sportwedstrijden.
- Wij wedden om een fles wijn wie er gaat winnen.
- Zij wedden op de uitkomst van de verkiezingen.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verwedden with some of the pronouns.
- Ik wedde vroeger vaak met mijn broer om kleine dingen.
- Jij wedde altijd tegen mij en verloor meestal.
- Hij wedde regelmatig op dezelfde ploeg en won vaak.
- Wij wedden elke zomer op de Tour de France.
- Zij wedden vroeger veel, maar zijn ermee gestopt.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verwedden with some of the pronouns.
- Ik heb gewed dat hij de wedstrijd zou winnen.
- Jij hebt vaak verkeerd gewed in het verleden.
- Hij heeft al zijn geld verloren door te wedden.
- Wij hebben vorige week gewed op een voetbalwedstrijd.
- Zij hebben hoge bedragen gewed op de race.