liniëren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | linieer | linieerde | heb gelinieerd |
jij, je, u | linieert | linieerde | hebt gelinieerd |
hij, zij, het | linieert | linieerde | heeft gelinieerd |
wij | liniëren | linieerden | hebben gelinieerd |
jullie | liniëren | linieerden | hebben gelinieerd |
zij, ze | liniëren | linieerden | hebben gelinieerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Liniëren with some of the pronouns.
- Ik lineer de bladzijden in mijn notitieboek.
- Jij linieert de lijnen op het papier.
- Hij/Zij lineert de tekst in het boek.
- Wij linieren de kladblokken voor de studenten.
- Zij linieren de documenten netjes.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Liniëren with some of the pronouns.
- Ik lineerde altijd de bladzijden in mijn notitieboek.
- Jij linieerde vroeger de lijnen op het papier.
- Hij/Zij lineerde vaak de tekst in het boek.
- Wij linieerden regelmatig de kladblokken voor de studenten.
- Zij linieerden de documenten altijd netjes.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Liniëren with some of the pronouns.
- Ik heb de bladzijden gelinieerd in mijn notitieboek.
- Jij hebt de lijnen op het papier gelinieerd.
- Hij/Zij heeft de tekst in het boek gelinieerd.
- Wij hebben de kladblokken voor de studenten gelinieerd.
- Zij hebben de documenten netjes gelinieerd.