bijeenrapen

Conjugations List of Bijeenrapen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikraap bijeenraapte bijeenheb bijeengeraapt
jij, je, uraapt bijeenraapte bijeenhebt bijeengeraapt
hij, zij, hetraapt bijeenraapte bijeenheeft bijeengeraapt
wijrapen bijeenraapten bijeenhebben bijeengeraapt
jullierapen bijeenraapten bijeenhebben bijeengeraapt
zij, zerapen bijeenraapten bijeenhebben bijeengeraapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Bijeenrapen with some of the pronouns.

  • Ik raap bijeen wat ik nodig heb.
  • Jij raapt bijeen wat je kunt vinden.
  • Hij/zij/het raapt bijeen wat er op de grond ligt.
  • Wij rapen bijeen wat verspreid is.
  • Jullie rapen bijeen wat jullie willen bewaren.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Bijeenrapen with some of the pronouns.

  • Ik raapte bijeen wat ik nodig had.
  • Jij raapte bijeen wat je kon vinden.
  • Hij/zij/het raapte bijeen wat er op de grond lag.
  • Wij raapten bijeen wat verspreid was.
  • Jullie raapten bijeen wat jullie wilden bewaren.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Bijeenrapen with some of the pronouns.

  • Ik heb bijeengeraapt wat ik nodig had.
  • Jij hebt bijeengeraapt wat je kon vinden.
  • Hij/zij/het heeft bijeengeraapt wat er op de grond lag.
  • Wij hebben bijeengeraapt wat verspreid was.
  • Jullie hebben bijeengeraapt wat jullie wilden bewaren.