misten

Conjugations List of Misten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iknullnullnull
jij, je, unullnullnull
hij, zij, hetmistmistteheeft gemist
wijnullnullnull
jullienullnullnull
zij, zenullnullnull

Presens
Beta

Example presens sentences for Misten with some of the pronouns.

  • Ik mis mijn familie erg.
  • Jij mist de trein altijd.
  • Hij mist zijn oude baan.
  • Wij missen de zon in Nederland.
  • Zij missen de bus naar school.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Misten with some of the pronouns.

  • Vroeger miste ik mijn thuisland.
  • Toen miste je die belangrijke vergadering.
  • Hij miste haar telefoontje gisteren.
  • We misten de laatste trein naar huis.
  • Zij misten de afslag op de snelweg.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Misten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn sleutels gemist.
  • Jij hebt de deadline gemist.
  • Hij heeft zijn kans gemist.
  • Wij hebben de uitverkoop gemist.
  • Zij hebben de opening van het nieuwe restaurant gemist.