differentiëren

Conjugations List of Differentiëren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdifferentieerdifferentieerdeheb gedifferentieerd
jij, je, udifferentieertdifferentieerdehebt gedifferentieerd
hij, zij, hetdifferentieertdifferentieerdeheeft gedifferentieerd
wijdifferentiërendifferentieerdenhebben gedifferentieerd
julliedifferentiërendifferentieerdenhebben gedifferentieerd
zij, zedifferentiërendifferentieerdenhebben gedifferentieerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Differentiëren with some of the pronouns.

  • Ik differentieer mijn lessen om aan verschillende leerstijlen tegemoet te komen.
  • Jij differentieert je instructie op basis van de behoeften van de leerlingen.
  • Hij/zij differentieert de oefeningen voor extra uitdaging.
  • Wij differentiëren het lesmateriaal om te zorgen dat alle leerlingen kunnen meedoen.
  • Jullie differentiëren de opdrachten op basis van niveau.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Differentiëren with some of the pronouns.

  • Ik differentieerde mijn lessen om aan verschillende leerstijlen tegemoet te komen.
  • Jij differentieerde je instructie op basis van de behoeften van de leerlingen.
  • Hij/zij differentieerde de oefeningen voor extra uitdaging.
  • Wij differentieerden het lesmateriaal om te zorgen dat alle leerlingen konden meedoen.
  • Jullie differentieerden de opdrachten op basis van niveau.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Differentiëren with some of the pronouns.

  • Ik heb gedifferentieerd in mijn vorige lessen.
  • Jij hebt je instructie gedifferentieerd om alle leerlingen te bereiken.
  • Hij/zij heeft de oefeningen gedifferentieerd aangepast.
  • Wij hebben het lesmateriaal gedifferentieerd om iedereen te betrekken.
  • Jullie hebben de opdrachten gedifferentieerd voor individuele leerlingen.