kisten

Conjugations List of Kisten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkistkistteheb gekist
jij, je, ukistkisttehebt gekist
hij, zij, hetkistkistteheeft gekist
wijkistenkisttenhebben gekist
julliekistenkisttenhebben gekist
zij, zekistenkisttenhebben gekist

Presens

Example presens sentences for Kisten with some of the pronouns.

  • Ik kist mijn spullen voor de verhuizing.
  • Jij kist de appels in de houten kist.
  • Hij/zij/het kist de boeken in de bibliotheek.
  • Wij kisten de sieraden in de kluis.
  • Jullie kisten de groenten in de kratten.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Kisten with some of the pronouns.

  • Ik kiste mijn spullen voor de verhuizing.
  • Jij kistte de appels in de houten kist.
  • Hij/zij/het kistte de boeken in de bibliotheek.
  • Wij kistten de sieraden in de kluis.
  • Jullie kistten de groenten in de kratten.

Perfectum

Example perfectum sentences for Kisten with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn spullen gekist voor de verhuizing.
  • Jij hebt de appels in de houten kist gekist.
  • Hij/zij/het heeft de boeken in de bibliotheek gekist.
  • Wij hebben de sieraden in de kluis gekist.
  • Jullie hebben de groenten in de kratten gekist.