rouleren

Conjugations List of Rouleren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikrouleerrouleerdeheb gerouleerd
jij, je, urouleertrouleerdehebt gerouleerd
hij, zij, hetrouleertrouleerdeheeft gerouleerd
wijroulerenrouleerdenhebben gerouleerd
jullieroulerenrouleerdenhebben gerouleerd
zij, zeroulerenrouleerdenhebben gerouleerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Rouleren with some of the pronouns.

  • Ik roteer regelmatig tussen verschillende taken.
  • Jij roteert elke week naar een andere locatie.
  • Hij/Zij/Het roteert het schema volgens de planning.
  • Wij roteren om beurten in onze functies.
  • Jullie roteren de verantwoordelijkheden binnen het team.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Rouleren with some of the pronouns.

  • Vroeger rouleerde ik regelmatig tussen verschillende projecten.
  • Toen ik daar werkte, rouleerden we om de twee weken van positie.
  • Het bedrijf rouleerde de werknemers op basis van hun vaardigheden.
  • Tijdens die periode rouleerde het management de verantwoordelijkheden.
  • Elke zomer rouleerden we van werkschema om vakanties mogelijk te maken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Rouleren with some of the pronouns.

  • Ik heb gerouleerd naar een andere afdeling.
  • Jij bent vorige maand gerouleerd met je collega.
  • Hij/Zij/Het is al meerdere keren gerouleerd in deze functie.
  • Wij hebben het roteren van taken succesvol afgerond.
  • Jullie zijn gisteren gerouleerd naar een andere werkgroep.