schoonlikken

Conjugations List of Schoonlikken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklik schoonlikte schoonheb schoongelikt
jij, je, ulikt schoonlikte schoonhebt schoongelikt
hij, zij, hetlikt schoonlikte schoonheeft schoongelikt
wijlikken schoonlikten schoonhebben schoongelikt
jullielikken schoonlikten schoonhebben schoongelikt
zij, zelikken schoonlikten schoonhebben schoongelikt

Presens
Beta

Example presens sentences for Schoonlikken with some of the pronouns.

  • Ik lik de tafel schoon.
  • Jij likt je vingers schoon.
  • Hij/Zij/Het likt zijn/haar/hun bord schoon.
  • Wij likken de lepel schoon.
  • Jullie likken de borden schoon.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Schoonlikken with some of the pronouns.

  • Vroeger likte ik de tafel schoon.
  • Vroeger likte jij je vingers schoon.
  • Vroeger likte hij/zij/het zijn/haar/hun bord schoon.
  • Vroeger likten wij de lepel schoon.
  • Vroeger likten jullie de borden schoon.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Schoonlikken with some of the pronouns.

  • Ik heb de tafel schoongelikt.
  • Jij hebt je vingers schoongelikt.
  • Hij/Zij/Het heeft zijn/haar/hun bord schoongelikt.
  • Wij hebben de lepel schoongelikt.
  • Jullie hebben de borden schoongelikt.